secondary survey

Secondary survey

De secondary survey is het tweede onderzoek.  Hierin vindt gedetailleerd onderzoek van de patiënt plaats met behulp van het top-tot-teenonderzoek, het bepalen van de indirecte pupilreactie en de GCS. Indien de patiënt instabiel is, wordt de secondary survey beperkt gehouden of geheel achterwege gelaten. Verder doe je een korte Anamnese volgens de AMPLE. Tijdens het top-teen-onderzoek vind er onderzoek plaats volgens de onderstaande volgorde:                                                                                                                      1. Hoofd en gelaat; 2. Nek en cervicale wervelkolom; 3. Thorax; 4. Abdomen; 5. Bekken; 6. Schouder, bovenste en onderste extremiteiten; 7. Neurologisch onderzoek; 8. Indien geen contra-indicatie: onderzoek van rug.

Bij deze casus zal er er bij het neurologisch onderzoek gekeken naar het bewustzijn met behulp van de Glasgow Coma Scale (GCS).

Coma Schaal ontwikkeld (GCS). Deze schaal geeft punten voor de reactie van de patiënt, waarbij gekeken wordt naar het openen van de ogen (E= eye opening), beweging van de armen (M= motor response) en de spraak (V= verbal response). Het gaat hierbij steeds om de beste reactie die vertoond wordt. 

Verder let je op de symmetrie van de pupillen, de pupilreactie en op dwangstand van de ogen. Let op vorm, grootte en symmetrie van de pupillen, de pupilreactie op licht, oogbewegingen en stand van de ogen (dwangstand). Normaal zijn de pupillen even groot ( isocoor) en reageren de pupillen op licht door te vernauwen (dit moet links en rechts in gelijke mate gebeuren). We onderscheiden de directe pupilreactie (pupil wordt belicht met een lampje) en de indirecte pupilreactie (de pupil die niet belicht wordt).

De FAST-test (Face Arm Speech Test) is een snelle test om een cva bij iemand te herkennen.

  • Face (gezicht): vraag aan de persoon om te lachen of de tanden te laten zien. Als de mond scheef staat of een mondhoek naar beneden hangt, kan dit duiden op een beroerte.
  • Arm (arm): vraag aan de persoon om beide armen op te tillen en voor zich uit te strekken met de handpalm naar boven. Als een arm wegzakt of zwaait kan dit duiden op een beroerte. Het beste is om de persoon te vragen daarbij de ogen te sluiten. Dit voorkomt dat hij visueel gaat corrigeren als een arm begint weg te zakken.
  • Speech (spraak): vraag aan de persoon of aan omstanders of er verandering in het spreken is opgetreden. Als de persoon onduidelijk begon te spreken of niet meer uit zijn woorden kon komen, kan dit duiden op een beroerte.
  • Time (tijd): tijdstip van ontstaan van de klachten.